Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Niet masterprogramma’s, maar mastermodules moeten worden hervormd om het masteronderwijs aan de FGw levensvatbaar te maken en te houden. Modules zouden een minimum aantal van vijftien studenten moeten hebben. Dit heeft de werkgroep Masteronderwijs van de FGw voorgesteld als bijdrage aan de ‘houtskoolschets’ voor een nieuw facultair profiel. De modulebenadering heeft volgens de werkgroep als belangrijk voordeel ‘dat nu niet besloten hoeft te worden over het stoppen van bepaalde opleidingen, programma’s en/of tracks’.

Een van de problemen aan de FGw is dat er veel te veel masteropleidingen zijn, namelijk 67. Ze zijn veelal opgedeeld in modules, maar die zijn de afgelopen jaren lang niet allemaal levensvatbaar gebleken. De werkgroep die het masteronderwijs onderzoekt is aan het rekenen geslagen en concludeert dat het vanuit financieel perspectief ‘noodzakelijk’ is dat modules voldoende omvang hebben. ‘Een module is financieel kostenneutraal indien ongeveer negentien studenten ingeschreven zijn, rekenend op een rendement van tachtig procent,’ zo becijferde Wouter de Kruijff voor de werkgroep. Deze concludeert dat als scripties niet worden meegerekend er een theoretische besparing van bijna 10.000 onderwijsuur te behalen is. ‘Een reductie van meer dan twaalf procent.’

Colleges van maximaal 25 studenten
De werkgroep stelt echter ook vast dat negentien studenten per module ‘zonder enige differentiatie, haalbaar noch wenselijk is’. Masteronderwijs mag volgens de werkgroep ‘in de eerste plaats meer kosten dan bachelor-onderwijs. ‘Daarnaast is in dit model geen rekening gehouden met de verschillende soorten masters: de eenjarige, de duale en de onderzoekmaster, waarin de verschillende vereisten van specialisering de gewenste studentenaantallen kan beïnvloeden.’ Dit zou volgens de werkgroep inhouden dat zowel in de eenjarige als in de duale en researchmaster 'een minimum van vijftien studenten ingeschreven zou moeten zijn'. Omwille van de onderwijskwaliteit zouden modules echter geen colleges van meer dan 25 studenten op mogen leveren.

Onderzoeksscholen
De modulevorm en -inhoud moeten volgens de werkgroep ‘zorgvuldig zijn geconstrueerd en aansluiten op het overige aanbod’. ‘Methodologische/thematische modules van interdisciplinaire aard worden soms door studenten geassocieerd met gebrek aan verdieping. Daarom is het belangrijk om de inhoud en opzet goed af te stemmen en de modules op een aantrekkelijke manier te presenteren.’ Wat betreft de researchmasters: deze moeten gekoppeld zijn of worden aan facultaire onderzoeksscholen ‘om het onderwijs beter te verbinden aan onderzoek en de samenwerking tussen verwant disciplinair onderwijs en onderzoek te bevorderen’.

Nadelen
De werkgroep signaleert wel dat programmeren op moduleniveau ook nadelen kan hebben. ‘Het aanbod kan verwateren tot zoutloze compromissen, voortkomend uit berekenend denken. Zo kunnen programma’s makkelijk hun scherpte verliezen,' zo is te lezen. Het is dan ook niet de bedoeling van de commissie om enkel een kwantitatieve eis aan nieuwe mastermodules te stellen, ook inhoudelijk moeten de programma's van voldoende scherpte en belang getuigen. Zo moet plat opportunisme buiten de deur worden gehouden.

Hier is het eerste advies, dat van de werkgroep talenstudies, terug te lezen.
Lees hieronder het hele advies van de werkgroep Masteronderwijs.