Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
opinie

Diversiteit: hard werken en engelengeduld

Michael Merry,
1 november 2016 - 15:17

Nu het stof rond de commissie Diversiteit aan de UvA is neergedwarreld en de heftigste reacties langzamerhand verstommen, stelt Folia de vraag: hoe verder? Professor wetenschapsfilosofie Michael S. Merry, die al tientallen jaren onderzoek doet naar maatschappelijke en sociale mechanismen achter gelijkheid en segregatie, houdt het rapport, de aanbevelingen én de reacties tegen het licht.

Wat je ziet rond de presentatie van het rapport van de commissie Diversiteit is in veel opzichten een clash van perspectieven. Een botsing van ervaringen, en van hoe je kijkt naar methodologie. Deze botsingen dragen volgens mij bij aan misverstanden en miscommunicatie.

 

Dagelijkse ervaringen, heftige reacties

Aan de ene kant heb je mensen die dagelijks worden geconfronteerd met zogeheten micro-agressieMicro-agressie bestaat uit kleine handelingen of uitspraken die als beledigend worden ervaren. en gevoelens van vervreemding en exclusie, of soms met meer openlijke vormen van racistische en discriminerende behandeling. Als je voortdurend dit soort ervaringen hebt, is het begrijpelijk dat dit niet alleen je standpunt maar ook je motivatie bepaalt om er iets aan te doen. Als je het zo bekijkt, zijn het rapport en de aanbevelingen van de commissie extreem mild, zowel qua inhoud als toon.

Aan de andere kant zijn er mensen – zoals ik - die tot de dominante groep behoren en die dit nooit meemaken. De wereld waarin wij leven is om ons heen ontworpen, en wij bewegen ons daar comfortabel en zelfverzekerd in. Elke dag.


Wanneer dit je dagelijkse ervaring is, waarom zou je dan dingen veranderen? Zo bekeken komen het rapport en de aanbevelingen waarschijnlijk over als impertinent en onnodig radicaal. Zoals ik eerder dit jaar in een opiniestuk in Folia schreef, zijn deze uitdagingen verder verergerd door het feit dat ons curriculum ons weinig leert over onze geschiedenis, waarvan het geïnstitutionaliseerd uitbuiten en uitsluiten van anderen en de gelijktijdig toename van welvaart en privilege – en de voortslepende effecten daarvan nu – ongemakkelijk genoeg een onderdeel zijn. De onwetendheid over ons verleden draagt niet alleen bij aan onbegrip en defensief gedrag, maar ook aan boosheid en ontkenning. Zie de reacties op bijvoorbeeld folia.nl.

Veel wetenschappers, voornamelijk uit de bèta-hoek, vielen over elkaar heen om het rapport te diskwalificeren

Het zelfbeeld, en de ander
Als het een ander land dan het onze betreft, let dan eens op hoe sterk we geneigd zijn om getuigenissen van onderdrukte minderheden te geloven. Een schril contrast met bovenstaande. Het is bijvoorbeeld interessant hoe goed geïnformeerd en sensitief we zijn als het gaat om onrechtvaardigheden in Syrië, Turkije, Zuid-Afrika of de Verenigde Staten. Onze fixatie op onrecht elders verblindt ons misschien wel voor het onrecht in eigen land. Bovendien geloven we in Nederland graag in positieve stereotypen van onszelf, namelijk dat we tolerant, open-minded en rechtvaardig zijn voor iedereen. Ik herken dit ingeprente zelfbeeld als Amerikaan maar al te goed. Wij zijn toch goede mensen? Dus we moeten we op de een of andere manier wel goed zijn voor anderen. Kijk naar alle schade die dit etnocentrische geloof heeft veroorzaakt en blijft veroorzaken in de wereld.

 

Getuigenissen en narratief onderzoek 

Wekker en haar team hebben getuigenissen bestudeerd, zowel van medewerkers als van studenten. Ze hebben daaruit een narratief verslag gemaakt met ervaringen die impact hebben op minderheden. Om die ervaringen vast te leggen, heeft de commissie gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden en dat is absoluut gerechtvaardigd en noodzakelijk. Veel wetenschappers, voornamelijk uit de bèta-hoek, vielen over elkaar heen om het rapport te diskwalificeren. Het zou niet voldoen aan de standaard van de wetenschappelijke methodologie. Te snel is het rapport weggezet als een product van vooringenomenheid, gedreven door identiteitspolitiek. Veel van de twijfels over de rapport gaan over die methodologische integriteit.

 

Een deel van de kritiek is trouwens terecht. De commissie had bijvoorbeeld meer kunnen doen om zorgvuldig uit te leggen hoe de interviews zijn uitgevoerd. Ze had beter kunnen uitleggen welke theoretische kaders gebruikt zijn, en bovenal had er veel meer aandacht moeten zijn voor de mogelijke beperkingen van het onderzoek. De methoden van dit onderzoek zijn veel te onnauwkeurig omschreven en het bevat bovendien een grote hoeveelheid jargon. Hierdoor is de commissie gemakkelijk te beschuldigen van zogeheten selectiebiasEen selectiebias bij onderzoeken houdt in dat onderzoekers eerder mensen onderzoeken die op hen lijken.. Door bijvoorbeeld te zeggen: ‘we kozen bepaalde interviewfragmenten om ons verhaal tot leven te brengen,’ lukt het de commissie niet een groot deel van de lezers te overtuigen.

Al het onderzoek is onderhevig aan bias en is gekleurd door de identiteit van de onderzoeker. Het verschil is dat het bij kwantitatief onderzoek voor een groot deel onopgemerkt is
Foto: Daniël Rommens
Een pagina uit het rapport

Bovendien is de uitleg van de verschillende kennistheorieën – en ik schrijf dat als iemand die hier college over geeft – slordig en verwarrend. Ik vind het ongelukkig dat de commissie haar gekozen methoden niet zorgvuldiger heeft uitgelegd, in het bijzonder aan lezers waarvan de commissie had kunnen verwachten dat ze sceptisch tegenover het rapport en de conclusies zouden staan. Let wel: ik heb diepe sympathie voor de uitkomsten van dit onderzoek, die mij ook totaal niet verrasten.

 

Ik geloof overigens niet dat de sceptici het rapport wel hadden omarmd als de methoden beter waren uitgelegd. De door emotie gedreven weerstand tegen de bevindingen is daarvoor te groot. Kijk bijvoorbeeld naar de beschuldiging van vooringenomenheid, vaak gehoord bij kwalitatieve methoden. De geavanceerde statistische methoden die de voorkeur krijgen van veel onderzoekers, suggereren vaak dat de bevindingen objectiever en wetenschappelijker zijn. Maar kwantitatieve onderzoekers riskeren net zo goed vooringenomen te zijn; iedere keer dat ze een onderzoeksvraag formuleren of wanneer ze methoden en terminologie kiezen, wanneer ze hun steekproef selecteren, wanneer ze bepaalde variabelen bekijken en andere negeren.


Al het onderzoek is onderhevig aan bias en is gekleurd door de identiteit van de onderzoeker. Het verschil is dat het bij kwantitatief onderzoek voor een groot deel onopgemerkt is. Het wordt gecamoufleerd door formules en tabellen. Mijn punt is dat selectiebias niet uniek is voor kwalitatief onderzoek en dat geen enkel onderzoeksparadigma ons meer kan bieden dan waarschijnlijkheid. Dit weet elke student die het vak wetenschapsfilosofie heeft gevolgd.

Het is veel gemakkelijker om ‘diversiteit te omarmen’ dan machtsverhoudingen en institutioneel racisme en seksisme daadwerkelijk aan te pakken

Hoe nu verder? De gevaren
Mijn zorgen gaan, meer dan over methoden of reacties op het rapport, over wat er nu te gebeuren staat. Allereerst wil ik opmerken dat diversiteit helaas een gedomesticeerde term is. Het is niet bedreigend en het wordt gemakkelijk geadopteerd door machthebbers. Wie is er nu tegen diversiteit? Zelfs grote bedrijven houden ervan. Het is veel gemakkelijker om ‘diversiteit te omarmen’ dan machtsverhoudingen en institutioneel racisme en seksisme daadwerkelijk aan te pakken. Dat is hard werken. Mijn zorg is dat diversiteit gemakkelijk een vage en lege slogan wordt, die toe te passen is op allerlei verschillen. Alsof bruine ogen en een donkere huidskleur dezelfde morele betekenis hebben in termen van hoe mensen worden behandeld. Diversiteit is nooit een vervanger voor rechtvaardigheidLees ook Michael Merry's paper 'Is diversity necessary for educational justice?'. Diversiteit en onrecht kunnen zelfs juist naast elkaar bestaan.

Foto: Henkel
Bedrijven 'omarmen' diversiteit

Let op: tokenism
Diversiteit kan gemakkelijk worden gereduceerd tot tokenismNiet geheel verrassend heet de enige donkere leerling in South Park Token.. We stellen een diversity officer aan en we werven wat meer divers personeel - alsof wat meer kleur in de mix en een beetje praten over diversiteit de institutionele normen gaan veranderen. Begrijp me niet verkeerd: het is een belangrijk begin, maar dit gesprek hebben we in Noord-Amerika al meer dan veertig jaar gevoerd. Campussen daar zijn veel diverser dan hier in Nederland. Niet te vergelijken. Ook het personeel is veel diverser in termen van etniciteit, ras, religie, beperking en zelfs sociale klasse. Een scala aan vakken en programma’s – van LHBT-studies tot vrouwenstudies, black studies, inheemse studies en postkoloniale studies – verrijken al jaren het curriculum.

 

Maar zoals de protesten op Amerikaanse campussen van de laatste twee jaar laten zien, wordt ook daar  – na al die jaren – nog veel te weinig actie ondernomen tegen seksuele intimidatie, racisme en discriminatie. Ook al is antidiscriminatiebeleid er al een halve eeuw de norm.

Foto: Jim Killock (cc, via Flickr)
Een Black Lives Matter demonstratie in San Fransisco

Hoewel veel hogescholen en universiteiten in de VS hun best doen, is er nog steeds veel verzet van het bestuur op die instellingen, bijvoorbeeld bij het nemen van maatregelen om meer diversiteit toe te laten bij de besluitvorming. En let op: het gaat hier om universiteiten met een veel progressievere achtergrond dan de UvA, waar het curriculum (om een actueel punt in de huidige discussie te noemen) al gedekoloniseerd is.


Mijn grootste zorg is, dat diversiteit nu heel snel door iedereen wordt omarmd om de discussie te temmen, terwijl er effectief heel weinig gebeurt om de normen en waarden te veranderen. Business as usual, alleen versierd met een regenboogvlag.

 

Een hele lange adem

Het punt is: zelfs wanneer we deze veranderingen wel doorvoeren zal het een zeer langdurig gevecht blijven. Honderd jaar nadat vrouwen begonnen te strijden voor onder meer kiesrecht, voor het recht om van hun mannen te scheiden of om naar de universiteit te kunnen gaan, vechten ze nog steeds voor zaken als gelijke beloning, gelijke behandeling en gelijke kansen.

Een plan om de UvA diverser te maken zal falen zolang voorkeursbeleid wordt gezien als ‘omgekeerd racisme’

Zoals de Nigeriaans-Amerikaanse schrijver Chimamanda Ngozi Adichie onlangs op televisie zei: ‘Nederland loopt nog heel, heel ver achter als het om gendergelijkheid gaat’. De universiteit meer divers maken is een prachtige ambitie die ik omarm, maar het zal nog veel moeilijk worden dan het tegengaan van ongelijkheid die vrouwen en mensen met beperkingen ervaren.

Schuld en verzet

Het zou kunnen dat discussies over diversiteit, als we de kern van de zaak raken, schuldgevoelens of verzet oproepen. Je ziet dat telkens gebeuren.  Daarom is het belangrijk om te benadrukken dat de gesprekken over dit onderwerp niet zijn bedoeld om schuldigen aan te wijzen, maar om begrip te kweken voor de ander. Schuldgevoelens leiden tot niets; ze brengen in ieder geval gelijkheid geen stap dichterbij.

 

Om deze gevoelige discussies ook productief te laten zijn, is er meer nodig dan de constatering dat er sprake is van ongelijkheid. Er is onderwijzend personeel nodig met empathie, dat deze soms pijnlijke en uitdagende discussie kan begeleiden, omdat ongelijkheid soms mensen in hun persoonlijk leven raakt.

 

Zonder empathie leiden deze discussies alleen maar tot wrevel en verzet, en dit zal contraproductief uitpakken. Het doel moet zijn zoveel mogelijk mensen bij de discussie te betrekken, in plaats van ze ervan te vervreemden door ze het gevoel te geven dat iedereen die op ze lijkt onderdeel van het probleem is, in plaats van een deel van de oplossing.

 

Blijf niet naief

Er is nog een risico, en dat benoem ik als naïviteit. Dat gaat over twee zaken. Het binnenhalen van meer studenten en medewerkers met een andere achtergrond blijft problematisch als het hele schoolsysteem in Nederland ongelijkheid in stand houdt en reproduceert. Om echt tot andere normen te komen, moet het gehele onderwijssysteem in Nederland en de rest van Europa omver. Er zijn in het huidige systeem tientallen mechanismen die ongelijkheid in stand houden.

 

 

Ook het gedrag van ouders zal radicaal moeten veranderen. De vraag is bijvoorbeeld of ouders uit betere kringen hun kinderen een meer diverse blik op de samenleving willen meegeven. Ik zal daar duidelijk over zijn: hier ben ik niet optimistisch over.

 

Dan is er nog het klimaat en de cultuur op de campussen. Het gaat dan om de houding en openheid tegenover diversiteit van het personeel. Een plan om de UvA diverser te maken zal falen zolang wijzigingen in het curriculum worden gezien als strijdig met de kwaliteit; zolang voorkeursbeleid wordt gezien als ‘omgekeerd racisme’ of zolang de cultuur op de campus wordt beleefd als niet gastvrij voor minderheden. Met andere woorden: als de UvA blijft functioneren als voorheen, verandert er niets.     


Cynisme en politiek correct
Er is een serieus risico op cynisme bij mensen die steeds herhalen dat discussies over diversiteit alleen maar politieke correctheid tot doel hebben. Helaas geldt dit voor velen in de academische gemeenschap, en is het een uiting van de heersende norm in Nederland.

 

Het is verdrietig en ironisch dat in de huidige discussie diversiteit als een gevaar voor de onderwijskwaliteit wordt gezien. Alsof het vergroten van de talentenvijver – dat kan bijdragen aan het intellectuele leven op de UvA – op de één of andere manier gelijkstaat aan het verlagen van de kwaliteitseisen. Dit idee komt voort uit domheid, of vanuit vooroordelen vermomd als een nette mening.

Het is verdrietig en ironisch dat in de huidige discussie diversiteit als een gevaar voor de onderwijskwaliteit wordt gezien

Ga maar na: de norm is altijd geweest dat witte mannen witte mannen aannemen en promotie geven. Het is ook al lang een gegeven dat hoogopgeleide en welgestelde mensen toegang hebben tot sociale netwerken die hen in staat stellen hun privileges in het huidige systeem te bewaken en vast te houden.

In aanmerking komen voor een studie of baan op de universiteit is niet alleen een kwestie van verdiensten; vaak gaat daar een systeem van ongelijke kansen aan vooraf waar sommigen voordeel hebben en waar anderen achterblijven.

 

Kijk naar de UvA: het is lang gebruik geweest dat professoren en hoogleraren hun eigen promovendi selecteerden. Kijk rond op de universiteit en zie hoeveel assistent-professoren en postdocs zijn ingehuurd door hun voormalige leidinggevenden. Deze vorm van positieve discriminatie – eigenlijk een vorm van corruptie – wordt stelselmatig afgedaan als het simpelweg aannemen ‘van de beste kandidaat’. We moeten onder ogen zien hoe oneerlijk veel van onze eigen praktijken zijn.

 

Ga ook eens na hoeveel onder de noemer van politiek correct gedrag wordt weggezet. Zeggen dat een andere woordkeuze of het aanbieden van meerdere perspectieven slechts politiek correct is, gaat ervanuit dat de woorden die we gebruiken geen kracht hebben, dat ze geen mensen kunnen verwonden of stigmatiseren. Het gaat er ook vanuit dat we niet in staat zijn kritisch te kijken naar de labels en termen die we gebruiken, de perspectieven van waaruit we doceren of de houding die we onszelf aanmeten. Dit politiek correct noemen is een bewijs van bevoorrecht zijn, in plaats van begrip tonen.

Maynard Jackson wordt beëdigd als burgemeester van Atlanta

Tenslotte – alhoewel – de quota

Hiermee verband houdt het felle verzet dat opkomt als er over het instellen van quota wordt gepraat. Zeker, quota zijn een laatste redmiddel. Maar ze kunnen ook, mits oordeelkundig ingezet, op heel veel manieren bijdragen aan gelijkheid en rechtvaardigheid – zonder dat dit leidt tot woedende reacties.

Neem bijvoorbeeld mijn geboortestad Atlanta in de VS. Atlanta is een grote stad met meer dan 5 miljoen inwoners met een grote, welgestelde zwarte gemeenschap. Ook in de politiek en in het bedrijfsleven zijn veel zwarte leiders. Toen de eerste zwarte burgemeester, Maynard Jackson, in 1974 een quotum instelde, stuitte dat op groot verzet van de witte elite in het zakenleven en de politiek.

 


De quotumregeling gold voor de aanbesteding van de bouw van het nieuwe vliegveld, waarbij 10 procent van de bouwcontracten naar door zwarten geleide bedrijven moest gaan. Het was een redelijk en zelfs bescheiden voorstel, in een stad die voor meer dan 50 procent uit zwarten bestond, maar waar bedrijven van Afro-Amerikanen tot die tijd slechts 1 procent van alle bouwcontracten in de stad kregen.
Het ingestelde quotum van Jackson was ook nog eens tijdelijk, en bracht een serie van maatregelen op gang waarmee Atlanta in de voorhoede terechtkwam van steden met zwarte emancipatie en leiderschap.

Er zijn wereldwijd veel van dit soort voorbeelden, ook in het onderwijs. Er zijn  universiteiten waar quota gemeengoed zijn als middel om mensen met een achterstand - let op: niet een kwalitatieve achterstand - toegang te geven tot deze instituten. In die gevallen introduceert een universiteit (naast de criteria voor academische excellentie) criteria voor bijvoorbeeld eerste-generatiestudenten, ondervertegenwoordigde minderheden, internationale studenten of studenten met een beperking.
Dit is zeker controversieel, maar het werkt in allerlei landen, en kan ook bij de UvA goed werken, mits omzichtig uitgevoerd en met heldere, rechtvaardige doelen.