Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Marc Kolle
opinie

‘Een Engelstalige universiteit is een middelvinger naar de samenleving’

Josse de Voogd,
31 mei 2017 - 09:26

De snelle internationalisering en verengelsing maken de universiteit tot een exclusieve plek voor een hypermobiele kosmopolitische minderheid. De toegankelijkheid en de binding met de samenleving staan echter op het spel, waarschuwt oud-docent Josse de Voogd.

Een universiteit heeft een belangrijke maatschappelijke functie. Toegankelijkheid van onderwijs en neutraliteit van onderzoek zijn daarbij essentieel. Aan de poort selecteren op arm of rijk, links of rechts, dat doen we niet. Maar als het gaat om taalvaardigheid en kosmopolitisch wereldbeeld gelden ineens andere normen. Zonder vloeiend Engels en een haast verplichte verhuizing naar het buitenland wordt een toegangskaartje steeds moeilijker te bemachtigen.

Voor veel talentvolle onderzoekers betekent verengelsing einde carrière

Talenknobbel
Kennis over een vakgebied is iets heel anders dan een talenknobbel. Veel studenten zullen slechter presteren in het Engels. Ook voor onderzoekers en docenten zijn de gevolgen groot. Voor onervaren promovendi is het geven van allerlei vakken verplichte kost. Mijn eigen onderzoeksthema kan ik wel internationaal neerzetten, maar in het Engels vloeiend, improviserend, nuancerend en interactief een college begeleiden over bijvoorbeeld interviewtechnieken vraagt echt om een hoger taalniveau. Voor veel talentvolle onderzoekers betekent dat einde carrière.

 

Veel Nederlandse banen worden ingevuld door expats. Wij kunnen zelf weliswaar ook naar het buitenland, maar slechts een minderheid kan en wil dat.

Een veldwerkvak van planologie werd onlangs Engelstalig en meteen werd het onderzoeksgebied verkleind naar die delen van Amsterdam waar veel Engels wordt gesproken

Sfeertje
Buiten de campus is de kloof tussen meer kosmopolitische, internationaal mobiele burgers en meer nationaal georiënteerde en gehechte burgers immens. De universiteit moet dergelijke kloven onderzoeken en niet vergroten.

 

Als zij in deze maatschappelijke tegenstelling partij kiest, zal het andere deel van de samenleving wetenschap steeds meer als een mening gaan zien. Want als het gaat om de noodzaak van internationalisering worden ook in de academische wereld ‘alternatieve feiten’ die bij het eigen wereldbeeld passen niet geschuwd.

 

Globalisering en de internationale arbeidsmarkt worden overschat en ten onrechte onvermijdelijk genoemd. Het is een sfeertje dat doet denken aan de bonuscultuur van de banken. In de cocon vindt men het normaal, tot ineens het maatschappelijk draagvlak weg is.

 

Internationale uitwisseling heeft altijd bestaan, daar is echt geen Engelstalige campus voor nodig. Dit wel doorvoeren is een politieke keuze met winnaars en verliezers.

Bubbel
Natuurlijk is over de grenzen kijken van grote waarde. Maar met de verengelsing schiet internationalisering juist haar doel voorbij. Je leert een ander land niet kennen op een internationale campus. Daarvoor moet je een taal spreken en met alle groepen in een samenleving contact kunnen leggen. Een veldwerkvak van planologie werd onlangs Engelstalig en meteen werd het onderzoeksgebied verkleind naar die delen van Amsterdam waar veel Engels wordt gesproken. Zo leidt internationalisering juist tot blikvernauwing. Er ontstaat een ‘bubbel’ van internationaal gelijkgestemde hogeropgeleiden die de samenleving niet meer kennen. Vanuit Amsterdam is een semester in Almelo inmiddels een grotere cultuurschok dan een periode in New York. Studenten worden lekker gemaakt met carrières bij de VN, maar worden doorgaans ambtenaar in Nijkerk of Etten-Leur, waar het gemeenschapsgeld wordt opgebracht waarvan de UvA kan bestaan.